Beste leerlingen van De Wiekslag,
Eigenlijk had ik jullie al veel eerder kunnen schrijven, maar ja, ik moest vooraf flink oefenen met mijn Nederlands. De taal die ik het laatst gebruikte is niet alleen driehonderd jaar oud, maar ook formeel en ambtelijk.
Voor hem aan jullie te sturen, heb ik deze brief laten lezen aan Harry Mulisch (die allen die dit lezen hartelijk laat groeten). Hij leidt hier een soort literair gezelschap, net zoals ik optrek met een groep waterbouwkundigen van zelfs ver voor onze jaartelling. We hebben boeiende discussies en leren veel van elkaar. Ik hoor de schitterendste verhalen.
Maar goed, ter zake. Jullie hebben de hoofdprijs gewonnen met jullie film over Jan Blanken, over mij dus. En die hoofdprijs is deze brief die ik toeken ter gelegenheid van het Waterjaar 2018/2019 van de Vrijstad Vianen. Jullie hadden geduchte concurrenten. Ik heb lang geaarzeld of ik niet de bedenkers van het Jan Blanken Monument met deze bijzondere onderscheiding moest vereren. Wanneer het monument, bij voorkeur een buste, duidelijk zichtbaar op de Jan Blankenbrug over de Lek was geplaatst, had ik een andere keuze gemaakt. Dan was het voor de per jaar honderdduizenden automobilisten eindelijk duidelijk geweest bij wie de naam van de brug nu eigenlijk hoort.
Tijdens een gesprek dat ik toevallig hoorde, zei een van jullie, ik meen dat het Jorg was, dat hij zich het maken van jullie film, met de mooie titel ‘De Polderjongen’, altijd zou blijven herinneren. Dat hij nu al wist dat hij er later met zijn kinderen en kleinkinderen over zou praten. Dat gaf voor mij de doorslag. Wij doden, weten als geen ander, dat stoffelijke zaken, standbeelden, gedenktekens, vergankelijk zijn. Alles verroest, verweert, verrot. Alleen verhalen blijven bestaan, doorstaan alle eeuwen omdat ze worden verteld van generatie op generatie. Wanneer mijn naam op die manier blijft voortbestaan blijf ik eeuwig leven.
Nog een ding moet mij van het hart over jullie Waterjaar. Over de tijd dat ik met pensioen was, wordt veel onzin gezegd en geschreven. Natuurlijk hadden stoomgemalen, had mechanisering de toekomst, maar daar was meestal het geld niet voor. In de werkplaats bij mijn woning in Vianen hielp ik de polderbesturen met het moderniseren van de molens om die zodoende te behouden voor gebruik. Mijn oude vak, het ambacht van molenmaker van mij en mijn vader, want er is niets mooiers dan dat.
Mijn felicitaties met deze brief, waar iedereen jaloers op zal zijn.
Hartelijke groet
Ir. Jan Blanken (1755 – 1838)
*'Mijn Vrijstad in Waterverhalen', een bundel zkv's (zeer korte verhalen) verschijnt begin 2019.
Eigenlijk had ik jullie al veel eerder kunnen schrijven, maar ja, ik moest vooraf flink oefenen met mijn Nederlands. De taal die ik het laatst gebruikte is niet alleen driehonderd jaar oud, maar ook formeel en ambtelijk.
Voor hem aan jullie te sturen, heb ik deze brief laten lezen aan Harry Mulisch (die allen die dit lezen hartelijk laat groeten). Hij leidt hier een soort literair gezelschap, net zoals ik optrek met een groep waterbouwkundigen van zelfs ver voor onze jaartelling. We hebben boeiende discussies en leren veel van elkaar. Ik hoor de schitterendste verhalen.
Maar goed, ter zake. Jullie hebben de hoofdprijs gewonnen met jullie film over Jan Blanken, over mij dus. En die hoofdprijs is deze brief die ik toeken ter gelegenheid van het Waterjaar 2018/2019 van de Vrijstad Vianen. Jullie hadden geduchte concurrenten. Ik heb lang geaarzeld of ik niet de bedenkers van het Jan Blanken Monument met deze bijzondere onderscheiding moest vereren. Wanneer het monument, bij voorkeur een buste, duidelijk zichtbaar op de Jan Blankenbrug over de Lek was geplaatst, had ik een andere keuze gemaakt. Dan was het voor de per jaar honderdduizenden automobilisten eindelijk duidelijk geweest bij wie de naam van de brug nu eigenlijk hoort.
Tijdens een gesprek dat ik toevallig hoorde, zei een van jullie, ik meen dat het Jorg was, dat hij zich het maken van jullie film, met de mooie titel ‘De Polderjongen’, altijd zou blijven herinneren. Dat hij nu al wist dat hij er later met zijn kinderen en kleinkinderen over zou praten. Dat gaf voor mij de doorslag. Wij doden, weten als geen ander, dat stoffelijke zaken, standbeelden, gedenktekens, vergankelijk zijn. Alles verroest, verweert, verrot. Alleen verhalen blijven bestaan, doorstaan alle eeuwen omdat ze worden verteld van generatie op generatie. Wanneer mijn naam op die manier blijft voortbestaan blijf ik eeuwig leven.
Nog een ding moet mij van het hart over jullie Waterjaar. Over de tijd dat ik met pensioen was, wordt veel onzin gezegd en geschreven. Natuurlijk hadden stoomgemalen, had mechanisering de toekomst, maar daar was meestal het geld niet voor. In de werkplaats bij mijn woning in Vianen hielp ik de polderbesturen met het moderniseren van de molens om die zodoende te behouden voor gebruik. Mijn oude vak, het ambacht van molenmaker van mij en mijn vader, want er is niets mooiers dan dat.
Mijn felicitaties met deze brief, waar iedereen jaloers op zal zijn.
Hartelijke groet
Ir. Jan Blanken (1755 – 1838)
*'Mijn Vrijstad in Waterverhalen', een bundel zkv's (zeer korte verhalen) verschijnt begin 2019.