
Op 6 november 2004 hield Arthur Japin een lezing in Leidschendam. Hij arriveerde na de lunch en toen ik als enige op mijn beurt stond te wachten in een herentoilet zonder pisbakken, kwam hij daar binnenstappen. ‘U bent de schrijver die ons vanmiddag gaat vertellen over zijn boek,’ zei ik, want ik vond dat ik iets moest zeggen. Hij knikte en glimlachte. ‘Een prachtig boek,’ zei ik en realiseerde me ineens dat ik de titel van het boek niet meer wist terwijl het kort geleden bekroond was met de Libris Literatuurprijs. ‘U bedoelt Een schitterend gebrek,’ zei hij.
ik wilde hem daarna nog voor laten gaan maar bedacht bijtijds dat dat gek was.
In zijn dagboeken Zoals dat gaat met wonderen schrijft Arthur Japin: ‘Als ik iemand zie, weet ik al wat hij denkt en wat hij gaat zeggen.’ In november 2004 wist ik dat niet en dat was maar goed ook.
ik wilde hem daarna nog voor laten gaan maar bedacht bijtijds dat dat gek was.
In zijn dagboeken Zoals dat gaat met wonderen schrijft Arthur Japin: ‘Als ik iemand zie, weet ik al wat hij denkt en wat hij gaat zeggen.’ In november 2004 wist ik dat niet en dat was maar goed ook.