De oude brandweerauto staat op de kampeerplaats voor campers bij het Sluiseiland van Vianen. Als hij ’s nachts het water hoort klotsen, voelt hij het kriebelen, denkt hij aan een felle, uitslaande brand. Het is zijn aard.
Een oude wachtcommandant had hem jarenlang onderhouden en vertroeteld totdat de man zelfs niet meer voor zichzelf kon zorgen. De kinderen van de wachtcommandant hadden de liefde van hun vader naar een slopersbedrijf gebracht waar hij nog aardig wat geld opbracht.
De brandweerauto was ontsnapt, had zich de belofte van zijn oude meester herinnerd: ik schenk je aan het Nationaal Brandweermuseum in Hellevoetsluis. Ze waren er al een keer wezen kijken.
Hij dwaalde rond in Hellevoetsluis totdat hij de Industriehaven vond en de ingang van het museum herkende. Bij het Droogdok Jan Blanken had hij de weg gevraagd. Omdat hij ook al een standbeeld en een straat met die naam was tegengekomen, vroeg hij bij de incheckbalie wie die Jan Blanken toch was geweest. Dat de man met water te maken had, was hem natuurlijk niet ontgaan.
De dienstdoende gepensioneerde spuitgast eerste klas IJsbrand Vuurzee (dat stond op de badge op zijn revers), vertelde hem alles over de beroemde waterbouwkundig ingenieur. Het was toevallig zijn hobby. ‘Jan Blanken kon letterlijk alles met water,’ zei spuitgast Vuurzee tenslotte.
‘O, als ik je zo over water hoor praten, wil ik nog maar één ding,’ zei de brandweerauto die ademloos aan zijn lippen had gehangen, ‘dat ik nog eens lekker kan spuiten. Al was het maar voor een laatste keer.’
‘Had dat meteen gezegd,’ zei IJsbrand Vuurzee, ‘over een kwartier zit mijn dienst erop, dan rijden we samen naar Vianen, de vroegere woonplaats van Jan Blanken. Ze vieren daar het Waterjaar. Daar zal je wens zeker in vervulling kunnen gaan. Een toevalstreffer, vind je niet?’
Met de spuitgast eerste klas achter het stuur zongen ze onderweg bij brandweerlieden populaire waterliedjes.
‘En nu sta ik hier,’ zegt de oude brandweerauto, ‘IJsbrand is avond na avond op stap. Hij heeft het zo erg naar zijn zin in Vianen dat hij hier hooguit af en toe komt slapen. ’s Nachts hoor ik het water, maar ik kan het niet zien. Laat staan dat ik er mijn pomp in kan hangen en het water door mijn slang kan jagen. O, dat gevoel, ik mis het zo.’
Ik beloofde op onderzoek uit te gaan.
Bij de brandweerkazerne aan de Aimé Bonnastraat informeerde ik of ze een spuitgast met de naam Vuurzee waren tegengekomen. Daar moesten de mannen hard om lachen.
‘Zeker,’ zei een brandweerman, ‘hij wil het hele Waterjaar in Vianen blijven. Hij kwam bij ons om geld te lenen. Daar kunnen we natuurlijk niet aan beginnen.’
‘Gelukkig wist hij nog een mogelijkheid om aan geld te komen,’ zei een collega.
’s Nachts schrok ik wakker. Het zou toch niet waar zijn? Ik kleedde me aan en reed als de brandweer naar de parkeerplaats. Mijn oude kameraad was verdwenen.
De koplampen van mijn auto schenen in een plas water op de plek waar de brandweerauto had gestaan. Zou hij toch nog hebben gespoten, al was het maar een heel klein straaltje?
Ik stak mijn vinger in de plas en proefde. Zout en lauw, vermoedelijk van hete tranen.
*'Mijn Vrijstad Vianen in Waterverhalen', een bundel van 100 zkv's (zeer korte verhalen) verschijnt begin 2019 bij Uitgeverij Vijfheerenlanden. Met tekeningen van Gert Strengholt.
Een oude wachtcommandant had hem jarenlang onderhouden en vertroeteld totdat de man zelfs niet meer voor zichzelf kon zorgen. De kinderen van de wachtcommandant hadden de liefde van hun vader naar een slopersbedrijf gebracht waar hij nog aardig wat geld opbracht.
De brandweerauto was ontsnapt, had zich de belofte van zijn oude meester herinnerd: ik schenk je aan het Nationaal Brandweermuseum in Hellevoetsluis. Ze waren er al een keer wezen kijken.
Hij dwaalde rond in Hellevoetsluis totdat hij de Industriehaven vond en de ingang van het museum herkende. Bij het Droogdok Jan Blanken had hij de weg gevraagd. Omdat hij ook al een standbeeld en een straat met die naam was tegengekomen, vroeg hij bij de incheckbalie wie die Jan Blanken toch was geweest. Dat de man met water te maken had, was hem natuurlijk niet ontgaan.
De dienstdoende gepensioneerde spuitgast eerste klas IJsbrand Vuurzee (dat stond op de badge op zijn revers), vertelde hem alles over de beroemde waterbouwkundig ingenieur. Het was toevallig zijn hobby. ‘Jan Blanken kon letterlijk alles met water,’ zei spuitgast Vuurzee tenslotte.
‘O, als ik je zo over water hoor praten, wil ik nog maar één ding,’ zei de brandweerauto die ademloos aan zijn lippen had gehangen, ‘dat ik nog eens lekker kan spuiten. Al was het maar voor een laatste keer.’
‘Had dat meteen gezegd,’ zei IJsbrand Vuurzee, ‘over een kwartier zit mijn dienst erop, dan rijden we samen naar Vianen, de vroegere woonplaats van Jan Blanken. Ze vieren daar het Waterjaar. Daar zal je wens zeker in vervulling kunnen gaan. Een toevalstreffer, vind je niet?’
Met de spuitgast eerste klas achter het stuur zongen ze onderweg bij brandweerlieden populaire waterliedjes.
‘En nu sta ik hier,’ zegt de oude brandweerauto, ‘IJsbrand is avond na avond op stap. Hij heeft het zo erg naar zijn zin in Vianen dat hij hier hooguit af en toe komt slapen. ’s Nachts hoor ik het water, maar ik kan het niet zien. Laat staan dat ik er mijn pomp in kan hangen en het water door mijn slang kan jagen. O, dat gevoel, ik mis het zo.’
Ik beloofde op onderzoek uit te gaan.
Bij de brandweerkazerne aan de Aimé Bonnastraat informeerde ik of ze een spuitgast met de naam Vuurzee waren tegengekomen. Daar moesten de mannen hard om lachen.
‘Zeker,’ zei een brandweerman, ‘hij wil het hele Waterjaar in Vianen blijven. Hij kwam bij ons om geld te lenen. Daar kunnen we natuurlijk niet aan beginnen.’
‘Gelukkig wist hij nog een mogelijkheid om aan geld te komen,’ zei een collega.
’s Nachts schrok ik wakker. Het zou toch niet waar zijn? Ik kleedde me aan en reed als de brandweer naar de parkeerplaats. Mijn oude kameraad was verdwenen.
De koplampen van mijn auto schenen in een plas water op de plek waar de brandweerauto had gestaan. Zou hij toch nog hebben gespoten, al was het maar een heel klein straaltje?
Ik stak mijn vinger in de plas en proefde. Zout en lauw, vermoedelijk van hete tranen.
*'Mijn Vrijstad Vianen in Waterverhalen', een bundel van 100 zkv's (zeer korte verhalen) verschijnt begin 2019 bij Uitgeverij Vijfheerenlanden. Met tekeningen van Gert Strengholt.