Als ik de schuur opruim, kom ik mijn viskoffertje tegen dat ik jaren geleden voor het laatst heb geopend. Oude dobbers, haken en haakjes, lood, zelfs een snoekenklem die ik nooit heb gebruikt, een verroest zakmes. En vooral een indringende stank die maden hebben achtergelaten en waarvan verdroogde vliegen zichtbare overblijfsels zijn. Ik moet denken aan Cor. Alweer een jaar geleden heb ik hem opgezocht in een verpleegtehuis waar hij nooit meer uit is gekomen.
Ik ontmoette Cor in De Rooie Reiger op de Voorstraat waar vrijdagsmiddags Vianezen de week komen afsluiten voordat het weekend begint. Hij vertelde dat hij lid was van Hengelsportvereniging De Reiger en vroeg of ik ook wist waarom dit café ook zo heette.
De afsluiting van de week op vrijdagmiddag, is een uitstekende gelegenheid om mij dit soort vragen te stellen. Ik nam alle tijd om hem uit te leggen dat Vianen van oudsher de Reigerstad wordt genoemd. De inwoners hadden de naam een gulzig, schrokkerig en in zichzelf gekeerd volkje te zijn. Ook vertelde ik dat de Buitenstad, tussen de Lekpoort en de Lek, bekend stond als de Rode Rok. Een etablissement vergelijkbaar met de plek waar wij nu zaten. Wel met een ander nevenactiviteit dan de biljartclub van De Rooie Reiger. Daar moest Cor hartelijk om lachen en we bestelde opnieuw twee bier.
Cor viste meestal in De Put, de plas achter wat nu Sporthal Helsdingen is. Rustiger dan aan de Lek of het Merwedekanaal waar je veel last hebt van pleziervaartuigen. Bovendien zorgde de hengelsportvereniging voor het uitzetten van vis, graskarpers die zich ook nog nuttig maakten door het afgrazen van de oevers. Ook had hij een keer een snoek gevangen die nog een rat aan het verteren was. De rattestaart stak tussen zijn kieuwen een eind naar buiten. Toen ik hem van visserslatijn beschuldigde nam hij de week daarop een foto mee.
‘Daar kan je een mooi verhaal over schrijven,’ zei Cor.
Ik zei dat niemand het zou geloven, dat het zo al moeilijk genoeg was om mijn verhalen gepubliceerd te krijgen.
‘Volhouden, jongen,’ zei Cor. ‘Altijd blijven proberen. Je moet overal je hengel uitgooien want je weet nooit waar de vissen zitten.’
Daar moet ik vaak aan denken.
*'Mijn Vrijstad Vianen in Waterverhalen' een bundel zkv's (zeer korte verhalen) verschijnt begin 2019.
Ik ontmoette Cor in De Rooie Reiger op de Voorstraat waar vrijdagsmiddags Vianezen de week komen afsluiten voordat het weekend begint. Hij vertelde dat hij lid was van Hengelsportvereniging De Reiger en vroeg of ik ook wist waarom dit café ook zo heette.
De afsluiting van de week op vrijdagmiddag, is een uitstekende gelegenheid om mij dit soort vragen te stellen. Ik nam alle tijd om hem uit te leggen dat Vianen van oudsher de Reigerstad wordt genoemd. De inwoners hadden de naam een gulzig, schrokkerig en in zichzelf gekeerd volkje te zijn. Ook vertelde ik dat de Buitenstad, tussen de Lekpoort en de Lek, bekend stond als de Rode Rok. Een etablissement vergelijkbaar met de plek waar wij nu zaten. Wel met een ander nevenactiviteit dan de biljartclub van De Rooie Reiger. Daar moest Cor hartelijk om lachen en we bestelde opnieuw twee bier.
Cor viste meestal in De Put, de plas achter wat nu Sporthal Helsdingen is. Rustiger dan aan de Lek of het Merwedekanaal waar je veel last hebt van pleziervaartuigen. Bovendien zorgde de hengelsportvereniging voor het uitzetten van vis, graskarpers die zich ook nog nuttig maakten door het afgrazen van de oevers. Ook had hij een keer een snoek gevangen die nog een rat aan het verteren was. De rattestaart stak tussen zijn kieuwen een eind naar buiten. Toen ik hem van visserslatijn beschuldigde nam hij de week daarop een foto mee.
‘Daar kan je een mooi verhaal over schrijven,’ zei Cor.
Ik zei dat niemand het zou geloven, dat het zo al moeilijk genoeg was om mijn verhalen gepubliceerd te krijgen.
‘Volhouden, jongen,’ zei Cor. ‘Altijd blijven proberen. Je moet overal je hengel uitgooien want je weet nooit waar de vissen zitten.’
Daar moet ik vaak aan denken.
*'Mijn Vrijstad Vianen in Waterverhalen' een bundel zkv's (zeer korte verhalen) verschijnt begin 2019.