
Ik heb in 1979 Herinneringen uit het ondergrondse van Dostojewski gekocht en gelezen. Ik ben er opnieuw in begonnen want ik herlees de boeken die diep in mijn geheugen zijn weggezakt. De vertaler, S. van Praag, vergelijkt het boek in een voorwoord met Beethovens negende. Dostojewski bereikt een hoger, tot dusver onbetreden stadium, schrijft hij. Geen van de bezwaren die men zou aan kunnen voeren tegen zijn andere werk, zijn hier van kracht. Geen te slepende verhaaltrant, geen teruggrijpen naar oud-romantische wendingen.
Het is een dun boekje en ik ben bijna op de helft en ik vind het zo saai, zulke flauwe kost, zo niet-Dostojewski.
Het is een dun boekje en ik ben bijna op de helft en ik vind het zo saai, zulke flauwe kost, zo niet-Dostojewski.