
‘Wat ik nou bij de kapper heb zitten lezen, dat wil je niet geloven. Iets van een Belgische schrijver.’
Ze haalt een klein boekje uit haar tas. ‘Het is niet alleen schunnig, het is ook grote onzin.’ Ze is echt verontwaardigt. ‘Iedereen heeft grote puisten op zijn reet, dat is toch grote onzin? Ik heb er heel wat gezien.’
Ik pak het boekje aan, met twee vingers. ‘Gadverdamme,’ zeg ik, ‘Herman Brusselmans. Hoe kom je daar aan?’
‘Gekregen, het zat bij de Viva. Wil jij het hebben?’
‘Graag,’ zeg ik. ‘Ik heb nog nooit iets van hem gelezen.’ Ik zeg natuurlijk ook nog dat haar haar goed zit.
Ze haalt een klein boekje uit haar tas. ‘Het is niet alleen schunnig, het is ook grote onzin.’ Ze is echt verontwaardigt. ‘Iedereen heeft grote puisten op zijn reet, dat is toch grote onzin? Ik heb er heel wat gezien.’
Ik pak het boekje aan, met twee vingers. ‘Gadverdamme,’ zeg ik, ‘Herman Brusselmans. Hoe kom je daar aan?’
‘Gekregen, het zat bij de Viva. Wil jij het hebben?’
‘Graag,’ zeg ik. ‘Ik heb nog nooit iets van hem gelezen.’ Ik zeg natuurlijk ook nog dat haar haar goed zit.